Veel reflexbeginners kijken met angst en ontzag naar de stand M van de keuzeknop op hun camera. ‘De M-stand, dat is die stand voor professionals, daar kan ik maar beter verre van blijven, eerst maar eens een cursus.’ Maar klopt dat wel, en is de M-stand echt zo magisch?
Variëren van de belichting, soms nodig om de juiste instelling te vinden, gaat met de M-stand snel en direct.
In de M-stand regel je zelf diafragma en sluitertijd. Je kijkt daarbij naar de lichtmeteraanduiding in de zoeker. Zorg ervoor dat de index op 0 staat, dan heb je de juiste belichting. Althans: de belichting die het belichtingssysteem van de camera aangeeft.
Als je zo werkt maak je jezelf tot het slaafje van je camera: je volgt braaf op wat hij je opdraagt. Dat zal niet tot betere foto’s leiden, dat mag duidelijk zijn.
Variëren
Er zijn twee redenen om met de M-stand te werken. De eerste is dat je snel en makkelijk met licht en donker kunt spelen. De schaal onder of naast de zoeker geeft aan hoeveel je afwijkt van de door de camera ideaal gevonden belichting. Door even aan sluitertijd of diafragma te draaien maak je ook heel snel een extra opname met een afwijkende belichting.
De truc is alleen: je moet wel weten wat je doet. Schakel in elk geval de meerveldsmeting van de camera uit. Dat is een intelligente lichtmeting, die de situatie tracht te interpreteren. Maar dat wil je nu juist zelf doen.
Kies dus voor een van de twee domme meetmethoden: centrumgerichte meting of spotmeting. De eerste meet een gemiddelde van het totale beeld, op basis waarvan je zelf besluit of je royaler of krapper wilt belichten. Met spotmeting meet je een of meer details. Handig is dat de lichtmeter van je camera gewoon blijft meten.
De truc is alleen: je moet wel weten wat je doet
De belichtingsschaal van de zoeker geeft dan aan wat het verschil is ten opzichte van de ingestelde belichting. Zo ga je heel gedoseerd om met licht, donker en contrast. Bij de Sony reflexcamera’s met live view zie je op het lcd-scherm hoe je belichting in de M-stand verandert: je krijgt dus een realistische preview van de belichting.
Voorbeeld van vastzetten van de belichting in de M-stand na eerst enkele proefbelichtingen te hebben gemaakt.
Vastzetten
Tweede pluspunt van de M-stand is: als het licht verandert blijft de belichting constant. Stel: je fotografeert een voorbijrijdende wielrenner, waarbij je hem met de camera volgt. Struikgewas op de achtergrond, maar ineens passeert hij een witte, door de zon beschenen muur.
Maar technisch goed belicht geeft niet altijd het mooiste resultaat.
De kans is erg groot dat de renner dan even donkerder wordt weergegeven, als je de camera tenminste z’n gang laat gaan. Zet je de belichting vast, dan kan die zich niet aanpassen. Daarvoor is de M-stand prima geschikt.
Het is uitgesloten dat je camera hier automatisch tot de gewenste belichting komt. Fijnzinnig doseren, dat gaat goed in de M-stand.
Overigens kun je de belichting in de P-, A- of M-stand ook snel vastzetten, door indrukken van de AEL-toets. Bij sommige camera’s wordt dan meteen de scherpstelling vergrendeld, maar die koppeling is uitschakelbaar.
Verstand
Vergis je niet in de slimheid van de moderne cameratechniek. Het is werkelijk verrassend hoe vaak de belichting in de automaatstand gewoon prima in orde komt.
Maar technisch goed belicht geeft niet altijd het mooiste resultaat.
Met name bij hoge contrasten moet je de camera helpen kiezen: gaan we zorgen dat de donkere beeldpartijen er goed uitzien, of laten we die voor wat ze zijn en gaan we voor de lichte delen? Dan moet je laten zien wie er de baas is. En kan het edele handwerk snel de beste oplossing bieden.
Bracketing (belichtingstrapjes maken) is natuurlijk ook een optie. Maar niet bij alle camera’s is die functie snel te activeren en af te regelen. De M-stand is dan verbluffend simpel en effectief.