In 1851 beschrijft Frederic Scott Archer (1813-1857) in het tijdschrift The Chemist een nieuw fotografisch procédé dat gebruik maakt van collodium, een oplossing van nitrocellulose in ether. Het gezicht van de fotografie is voorgoed veranderd.
De winst van Archers ontdekking is een kortere belichtingstijd. Dat gaat zo. Los kaliumjodide op in collodium en verdeel het mengsel gelijkmatig over een schone glasplaat. Hoe meer de ether verdampt, hoe kleveriger de oppervlakte. Dompel de plaat vervolgens in een bad met zilvernitraatoplossing - de plaat wordt lichtgevoelig – en belicht ‘m nat en wel, maar snel in de camera. Na de belichting is het zaak de plaat direct te ontwikkelen, fixeren en te wassen.
Archer maakt het zelf allemaal nauwelijks meer mee
Een jaar later, in 1852, is het Archer zelf die met een variant op het collodiumprocédé komt. Deze keer behandelt hij het glasnegatief met kwikchloride en bevestigt deze op een zwarte ondergrond, en verwezenlijkt aldus een positieve weergave.
De techniek krijgt later de naam ambrotypie mee en vindt een veelvuldige toepassing in de portretfotografie.
Archer maakt het zelf allemaal nauwelijks meer mee – hij sterft in armoede en heeft nooit geweten dat zijn ideeën een heuse revolutie teweeg zullen brengen.