Excerpt Scott Kelby’s digitale fotografie boek, Hoofdstuk 3 - Wanneer gebruik je een macrolens
Deze lens haal je tevoorschijn als je iets van echt, echt dichtbij wilt fotograferen. Je hebt vast wel eens zo’n close-upopname van bijen of van een lieveheersbeestje of een bloem gezien, toch? Dat is macro. Macrolenzen doen alleen dat ene, maar ze doen het dan wel heel erg goed. Er zijn een paar dingen die je over macrolenzen moet weten.
(1) Ze hebben een verbazingwekkend beperkte scherptediepte. Zo beperkt dat als je een bloem fotografeert het voorste blad scherp is terwijl een blad aan de andere kant van dezelfde bloem zo onscherp is dat hij nauwelijks herkenbaar is. Die beperkte scherptediepte is juist een van de dingen die ik zo geweldig vind aan macrolenzen. Maar tegelijkertijd is het daardoor ook lastig meerdere dingen scherp in beeld te krijgen. (Probeer maar eens met f/22 zo veel mogelijk scherp te krijgen. Probeer voor iets meer diepte je lens ook horizontaal te houden en voorkom dat je vanuit een hoek omhoog of omlaag schiet.)
(2) Elke beweging of trilling levert een onscherpe foto op. Gebruik daarom zo veel mogelijk een statief. Gebruik een draadontspanner en voorkom zo dat je de camera moet aanraken, wat extra risico op trillingen betekent. (In hoofdstuk 1 ‘Tips voor het maken van scherpe foto’s’ lees je meer over draadontspanners.)