foto: © Vincent Mentzel
Al sinds de jaren zestig klikt zijn camera en nog altijd weet Vincent Mentzel van geen ophouden. De NRC-staffotograaf maakte school met zijn portretfoto’s, won prestigieuze prijzen en heeft tal van fotoboeken en tentoonstellingen op zijn naam staan. De bekroning volgt nu het Rijksmuseum voornemens is zijn oeuvre op te nemen in de Nationale Portretgalerij.
"Ik de nestor van de Nederlandse fotografie? Zo zie ik ‘t zelf niet.” Vincent Mentzel (1945) strooit een peinzende blik over zijn bomvolle werkkamer in een Rotterdams singelhuis. Archiefkasten met meer dan een miljoen negatieven, fototijdschriften, flink gevulde boekenkasten en overal paperrassen.
Zelfs de stoelen hebben een andere functie dan waarvoor ze bedoeld zijn. “Maar”, zo vervolgt hij, “dat kan ook te maken hebben met dat leeftijd mij niet zoveel zegt.” Nee, Mentzel schuift deze eretitel liever van zich af en sputtert tegen door namen van fotograferende leeftijdgenoten te noemen – “Eddy Posthuma de Boer!”
Mentzel is fotojournalist. In die rol verbleef hij niet alleen in Nederland, maar zocht hij ook de brandhaarden van de wereld op. Van grote betekenis bovendien zijn de fotoreportages die hij maakte van China, Japan en Tibet. Toch kennen we hem als de ‘fotograaf van de macht’ tijdens de jaren zeventig.
Je kunt wel denken dat je ’t kunt, je moet het ook laten zien
In de lange reeks van portretten van ministers, staatshoofden en zelfs dictators uit binnen- en buitenland neemt vooral zijn foto van een omhoog kijkende minister-president Den Uyl een bijzondere plaats in – het beeld staat te boek als World Press Photo, Beste Nederlandse Persfoto van 1973. Het is ook in dat jaar dat hij zich als staffotograaf verbindt aan de NRC, een functie die hij nog altijd bekleedt.
Ergens opvallend, omdat de NRC een krant is die meer leunt op woord dan op beeld. “Ik moet nog altijd mijn best doen om mijn foto’s erin te krijgen omdat er vaak geen ruimte is. Beeld is de sluitpost. Toch heb ik de leukste baan van Nederland. Want als ik weer ‘ns naar China wil, een land dat mij mateloos fascineert, dan kan dat.”
Gevraagd naar een opvallende periode uit zijn loopbaan, noemt Mentzel de opkomst van digitale fotografie. “Opeens moest het allemaal digitaal. Ook de doka op de redactie verdween, iets waar ik me lang tegen heb verzet. Want wat als de koningin in het water valt en iemand heeft daar een filmpje van?”
Overigens merk ik dat ik tijdens een opdracht - heel geconditioneerd -vaak maar 36 foto's maak...
Mentzels protest was ingegeven door ongeloof. Het waren dagen dat Mentzel het moeilijk had. Hij had geen cursus gevolgd en moest het zich allemaal zelf eigen maken. Zijn foto’s verdwenen in de ‘onzichtbaarheid’ van schijfjes en schijven, wat door een slechte rubricering ‘voor geen meter werkte’.
“Ik schoot heel lang dubbel, negatief en digitaal. Kon me niet voorstellen dat het anders kon.” Inmiddels heeft hij zijn mening bijgesteld. “Een geweldige ontwikkeling. Ik ben geen technische fotograaf, moest altijd alles vragen. Het is een zegening dat alles automatisch kan. Overigens merk ik dat ik tijdens een opdracht – heel geconditioneerd – vaak maar 36 foto’s maak…”. (Voor de jonge lezers: dat was vroeger het standaard aantal foto's dat op een kleinbeeldfilm ging.)
Als Mentzel een nadeel van de digitale camera moet noemen, dan is het dat het fotograferen meer ‘statisch’ verloopt. “Veel fotografen maken een foto en gaan dan dom naar het achterwandje kijken om te zien of de foto is gelukt. Daarmee verbreek je het contact tussen jou en het onderwerp.”
Mentzel niet, nooit eigenlijk, en dan wil ‘t wel eens gebeuren dat hij thuis op de computer tot z’n grote ergernis ontdekt dat bijvoorbeeld de kleur wat interessanter had gekund. Om die reden is hij enthousiast over het fotograferen in raw, waardoor de herstelmogelijkheden zo goed als onbeperkt zijn.
“Beetje doordrukken, uitlichten. Onbelangrijke details wegdrukken. Maar ik monteer niets in! Hoogstens zet ik de foto even recht of werk ik een pukkeltje weg als de geportretteerde daar om vraagt.” Want als Mentzel ergens moeite mee heeft, dan is het met het manipuleren van foto’s - en zeker journalistieke foto’s, daar blijf je volgens hem vanaf.
Het idee bestaat dat met de komst van digitale fotografie ook het aantal fotografen is toegenomen. Mentzel denkt van niet. “De spoeling is dun en er zijn niet meer fotografen dan pakweg twintig jaar geleden. Blijkt maar weer dat het niet zo makkelijk is om met een camera je plaatsje in de zon te verwerven. Je kunt wel denken dat je ’t kunt, je moet het ook laten zien.”
Altijd weer een knoop in mijn maag
Wat volgens hem niet wegneemt dat de Nederlandse fotografie in de lift zit. In het buitenland staat Nederlandse fotografie hoog aangeschreven en zeker in Amerika wordt naar ons gekeken. Volgens Mentzel kent Nederland ‘een goede groep fotografen’. Niet alleen op het gebied van de fotojournalistiek, maar ook mode en reclame. Dagelijks ziet hij in tijdschriften foto’s van Nederlandse fotografen die ‘gewoon goed zijn’.
Mentzel mag dan gelauwerd zijn – behalve de World Press Photo won hij twee keer de Zilveren Camera (1975 en 1980) en de Grote Paul (2007) - blasé is hij allerminst. Elke dag heeft hij het gevoel dat hij zich moet bewijzen. “Een knoop in mijn maag, voor elke klus weer. En dan zegt de persoon die ik moet fotograferen ook nog: ‘Wat ga jij nou eens doen, alles is al een keer gedaan?’.”
Opvallende woorden van de man wiens collectie verhuist naar het Amsterdamse Rijksmuseum waar het een plek verwerft in de Nationale Portretgalerij – voor alles te danken aan Mentzels vele portretten van prominente Nederlanders. Een en ander krijgt volgens Mentzel hopelijk nog dit jaar z’n beslag en zal betekenen dat zijn werk in wisselende tentoonstellingen aldaar zal opduiken.
Hij mag dan niet de nestor van de Nederlandse fotografie (willen) zijn, het onderstreept wel de bijzondere positie die Mentzel in het landschap van de Nederlandse fotografie inneemt. “Ja, dat vind ik hartstikke leuk.”
Info: www.vincentmentzel.nl