‘Het door toeval en scherpzinnigheid iets vinden terwijl men iets anders zoekt’. Het is de definitie die het woordenboek geeft aan serendipiditeit, maar men kan net zo goed het verhaal van de Duitse natuurkundige Wilhelm Conrad Röntgen (1845-1923) als voorbeeld geven.
Op driejarige leeftijd verhuist hij met zijn ouders naar Apeldoorn en na verschillende studies haalt hij uiteindelijk in 1869 zijn doctoraal werktuigbouwkunde in Zürich. Aanvankelijk is Röntgen geïnteresseerd in gassen en de elektrische eigenschappen van kwarts, totdat hij op een avond in 1895 een zeer belangrijke ontdekking doet.
Tijdens een experiment met een zogenaamde kathodestralenbuis merkt Röntgen dat er onbekende stralen uit het apparaat komen. Omdat hij niet weet wat voor stralen het zijn, noemt hij ze – naar het wiskundige symbool voor een onbekende grootheid - X-stralen.
Röntgen ontdekt dat de stralen eenvoudig door de huid dringen, maar tegen worden gehouden door bot. Met name de medische wetenschap maakt tot op vandaag de dag veelvuldig gebruik van de zogenaamde röntgenfotografie, maar ook sommige fotografen en kunstenaars passen de technologie toe.
Voor zijn ontdekking krijgt Röntgen in 1901 de allereerste Nobelprijs voor de Natuurkunde uitgereikt. Hij weigert echter uit morele overwegingen elke vorm van patent op zijn uitvinding.
Uiteindelijk sterft Röntgen in 1923 aan de gevolgen van kanker. Hoewel inmiddels bekend is dat ioniserende werking van de straling schadelijk kan zijn voor de mens, denkt men niet dat dit heeft bijgedragen aan de dood van Röntgen.
Productie: Maarten Huisman