Digitale reflexcamera’s bieden diverse AF-mogelijkheden. Welke zijn er en waar gebruik je ze voor? En zijn er ook redenen om de automatische scherpstelling uit te schakelen?
Enkelvoudige AF
Standaard maakt een digitale reflex gebruik van enkelvoudige scherpstelling. De scherpstelling stopt zodra de scherpstelling is voltooid en blijft in de gevonden stand staan zolang de ontspanknop half ingedrukt wordt gehouden. Wil je het onderwerp waarop is scherpgesteld buiten het beeldcentrum hebben, houd dan de ontspanknop half ingedrukt om de scherpstelling te handhaven en bepaal de nieuwe compositie.
Nieuwe reflexen hebben meerdere AF-sensoren die op verschillende plaatsen in beeld actief zijn. Standaard bepaalt de camera zelf met welke sensor hij dan scherpstelt: vrijwel altijd is dat het meest dichtbij gelegen onderwerp.
Wie de keuze van de AF-sensor zelf in de hand wil houden heeft twee opties: altijd één vaste sensor gebruiken (in principe de middelste) of zelf een sensor kiezen. Die laatste functie lijkt heel handig, maar heeft in de praktijk alleen waarde bij een vaste opstelling op statief. Bij opnamen uit de hand werkt zelf met de centrale sensor scherpstellen en de ontspanknop half indrukken veel sneller dan eerst omslachtig de sensor kiezen en vervolgens de autofocus activeren.
Hoe slim en geavanceerd deze techniek ook is, succesgarantie heb je bepaald niet
Continu AF
In de continustand is het AF-systeem permanent actief. Wijzigt de afstand tussen onderwerp en camera, dan past de scherpstelling zich automatisch aan. In principe is deze functie alleen geschikt voor onderwerpen die zich voor een of meer scherpstelsensoren bevinden, dus in of rond het beeldmidden. De scherpstelling kan, indien gewenst, vaak worden vastgezet met de AEL/AFL-knop. Doorgaans kan hier mee óf de scherpstelling, óf de belichting, óf beide worden vastgezet.
Doordat het onderwerp zich in de tijd tussen indrukken van de ontspanknop en het begin van de werkelijke belichting ook nog verplaatst, is de continu scherpstelling anticiperend uitgevoerd (ook wel focus tracking genoemd).
Het AF-systeem berekent waar het onderwerp zich op het moment van de belichting zal bevinden en stelt daarop alvast scherp.
Hoe slim en geavanceerd deze techniek ook is, succesgarantie heb je bepaald niet. Het scheelt wanneer de camera op statief staat, zodat er geen trilling is en de enige beweging die van het onderwerp is.
Veel fotografen blijven toch nog gebruik maken van de oude methode
Zodra je je onderwerp even buiten het beeldmidden hebt, zal het AF-systeem naar een nieuwe scherpstelling gaan zoeken, en voordat je het weet gaan kostbare opnamemomenten voorbij. Autofocussystemen met de motor in de camera en met inwendige scherpstelling hebben de beste papieren omdat ze relatief snel kunnen corrigeren.
Veel fotografen blijven toch nog gebruik maken van de oude methode: handmatig scherpstellen op het punt waar het onderwerp zich goed in beeld zal bevinden (bij circuitsporten kun je ronden lang oefenen voor de juiste instelling!) en afdrukken op het moment dat het onderwerp daar is aangeland.
AIAF (Artificial Intelligence Auto Focus)
Veel DSLR’s hebben een intelligente autofocus, die zelf detecteert of het onderwerp beweegt en dan automatisch overgaat op continu scherpstellen. Voor beginners een fijne instelling, maar wil je zekerheid over wat de camera doet, kies dan liever zelf.
Prioriteit
Bij enkelvoudige scherpstelling kan er niet worden afgedrukt zolang er niet goed is scherpgesteld. Dit heet scherpteprioriteit. Soms kan die blokkering worden uitgeschakeld: de camera stelt scherp zodra je de ontspanknop half indrukt, maar is de scherpstelling nog niet voltooid en wil je afdrukken, dan kan dat.
Continu scherpstelling heeft automatisch ontspanprioriteit: de camera blijft de scherpte zonodig bijregelen en zodra je de foto wilt maken kun je afdrukken. Bij enkele camera’s is de ontspan- en scherpteprioriteit naar believen in- en uitschakelbaar.
Sommige objectieven bieden een tussenoplossing
Handmatig overnemen
Soms doet de automatische scherpstelling niet wat je wilt. Hij stelt bijvoorbeeld scherp op takken in de voorgrond, terwijl je die juist onscherp wilt hebben, en de achtergrond scherp. Heel mooi is het dan als je direct de scherpstelring kunt pakken om de scherpstelling over te nemen. Je komt het op steeds meer objectieven tegen. Het werkt veel sneller en directer dan eerst op camera of objectief de schakelaar van autofocus op manual zetten. Sommige objectieven bieden een tussenoplossing: door de scherpstelring naar voren of naar achteren te schuiven ontkoppel je de automatische scherpstelling en neem je het handmatig over.
AF uitschakelen
Ook al is er een mogelijkheid handmatig in te grijpen, gewoon helemaal uitschakelen van de autofocus heeft ook z’n toepassing. Bij opnamen met een vaste opstelling op statief bijvoorbeeld: dan is het alleen maar hinderlijk dat je steeds opnieuw zou moeten scherpstellen.
Ook bij onderwerpen waarbij heel precies op een bepaalde beeldpartij moet worden scherpgesteld ben je meestal gebaat bij handmatig scherpstellen. Denk aan portretfotografie, waarbij je beslist wilt dat de maximale scherpte op de ogen ligt, niet op de neus, niet op de oren! Dit geldt ook voor macro-opnamen. Ook daar wil je precies de scherpte op het juiste deel van het object hebben.